Een eerste verkenning
Een eerste bezoek aan Ricanaumofo
We vonden het best wel spannend, ons eerste bezoek aan het onderzoeksgebied. We wisten initieel nog niet zo goed aan wat we ons mogen verwachten, maar ik kan achteraf al vertellen dat het eerste bezoek onze verwachtingen overtrof. Het is een oneindig interessant dorpje dat in bijna alle opzichten afwijkt van de gekende Vlaamse context: de totstandkoming, de traditionele gebruiken, de sociale constructucties, het financieel systeem, de ruimtelijke vormgeving, de manier van wonen, enz. Hieronder volgt een verslagje van ons eerste bezoek.
We vertrekken rond 10u30 met de fiets vanuit Moengo, waar we voor twee maanden gaan verblijven. De fietsen hadden we gekocht in Paramaribo en we hebben deze met met een busje tot in Moengo gekregen. Na amper 5 minuten fietsen over een weg met dikke brokken steenslag, begaf een van de fietsen het al. De vertraging die we hierdoor opliepen zorgde voor enige ongerustheid bij Pepe en Ed, die ons gingen opwachten in Ricanaumofo. We hadden geen locatie afgesproken, maar worden aangetrokken door een grote boom (de Kankantri), die een Heilige status heeft verworven in het dorp, waar we onze fiets even neerzetten.
Vrijwel meteen komt er een oudere man, van ongeveer 65 jaar, op een rustig tempo aangewandeld. Hij stelde zich voor als 'Pepe' en geeft ons een warm ontvangst. Hij vertelde dat hij ons een rondleiding wilt geven in het dorp. We wandelden samen in het dorp en hielden halt bij de Cotticarivier, waar hij aan een woordje uitleg begon. Hij werd onderbroken doordat een tweede man, van ongeveer dezelfde leeftijd als Pepe, kwam aangewandeld. Hij stelde zich voor als Edward, of 'Edje'. Al vrij snel werd duidelijk dat hij vaak het woord neemt en dat Pepe zich hierdoor wat op de achtergrond hield. Aan de steiger vertelde Edward ons over de de geschiedenis van de Bauxietwinningen en de scheepvaart en waterproblemen die hiermee gepaard gingen. Hij wees ons ook op de erosieproblematiek langsheen de Cotticarivier en de wijze waarop dit het dorp treft. Bij ons bezoek was het dorp in een vrijwel droge staat maar er werd ons verteld dat in de zware regentijd het water over de oevers loopt, en het hele dorp onderwater komt te staan. Verder vermeldde hij ook kort de 'swamp'-context van de gebieden rondom Ricanaumofo, waardoor het dorp sterk verschilt van de Bauxietbodems van bijvoorbeeld Moengo. Daarnaast stond hij ook even stil bij de positieve zaken die de rivier met zich meebrengt. De Cotticarivier geeft mogelijkheden om met boten de kostgrondjes te bereiken, om vis te vangen met grote netten die dagelijks vis leveren en om zich te wassen en te verkoelen (al meldde hij later in het gesprek ook dat er Piranha's in het water zouden zitten, dus wij zijn zelf wat twijfelachtig om zelf ooit eens te baden in het water).
We zetten onze wandeling verder. De mannen hielden telkens halt als ze mensen tegenkwamen, die meestal samen in kleine groepjes of per twee in de schaduw zaten. De mannen legden in hun eigen taal (Taki Taki), wie wij zijn en wat we hier komen doen. We hielden halt bij een overdekte buitenruimte, waarover Edje ons vertelde dat het dienst deed als plaats om te rouwen. Het bleek een plaats te zijn waar verschillende rituele gebruiken plaatsvinden. Zo zouden mensen van het dorp er bijvoorbeeld overnachten voordat een overledene wordt begraven en worden er op een verhoogd grondvolume met een houten bankje erop, offers gebracht en zou er gedronken worden om geesten op te roepen. Edward vertelde dat tradities er erg belangrijk zijn en dat er mensen zijn die getraind zijn, van generatie op generatie, om de richtlijnen uit te voeren. Hij legde ons ook de traditionele machtsstructuur van de Marrongemeenschappen uit die als volgt in elkaar zou zit: Bovenaan heb je het grootopperhoofd (gaanmang), het is een vertegenwoordiger van de regering. Er zijn 5 gaanmangs in Suriname. De Gaanmang waaraan Ricanaumofo gezag dient te verlenen woont aan de grensrivier van Suriname en Frans-Guyana, op meer dan honderd kilometer van het dorp. Onder de Gaanmang staan een Viscari (assistent van de gaanmang) vervolgens heb je de hoofdkapiteins, gevolgd door de kapiteins. De kapitein is het hoofd van het dorp en wordt aangewezen bij het overlijden van de voorgaande kapitein. De kapitein wordt ondersteund door adviseurs (die kan eigenlijk iedereen zijn) en Basiyas (de 'armen' van de kapitein, die het werk uitvoeren en mededelingen verspreiden).
We wandelden verder tussen bescheiden huisjes die kris-kras, in verschillende richtengen staan, waarvan de tussenruimte dienst doet als wandelruimte. Ed wees ons hierbij nog eens op de erosie van de wandelwegen en de erosie van de aarde langs de gevels van de huisjes. We hielden opnieuw halt bij water. Deze keer bij de Ricanaukreek. Het is een kleine kreek die uitmondt in de Cotticarivier. Er lagen, net als bij de Cotticarivier, enkele zelfgemaakte (motor)boten aangemeerd. Het water van de kreek stroomt richting de Cotticarivier. Ed vertelde ons dat er een eb- en vloedwerking is op het water. Enkele horizontale stammen in het water zorgen ervoor dat de aangemeerde boten niet meestromen met het water. Iets verderop verbaasden we ons over de hoeveelheid en variatie aan vruchtdragende planten in het dorp. Zonder ons te hoeven verplaatsen konden we een guyaveboom, een kastanjeboom (met vruchten die minstens vijf keer groter waren dan de kastanjes in België!), een amandelboom, een mangoboom, een appelsienboom, en pomtajer planten waarvan je de stengelbasis en wortel kan eten.
We zetten onze wandelroute verder weg van de rivier. Gaandeweg merkten we dat de ruimte tussen de huizen beetje bij beetje groter wordt. We hielden halt bij een klein buurtwinkeltje, waar we een verkoelend drankje kochten. In het winkeltje stond een beeldscherm waarop een match van de Nederlandse voetbalclubs Ajax tegen Sittard te volgen was. Er is dus elektricitiet in het dorp. Op onze vraag wandelden we verder naar het hoogste punt van het historische centrum, van waaruit de erosie zich voltrekt. Dit wilden we graag weten om inzicht te krijgen in de ruimtelijke situering van de erosieproblematiek. Het hoogste punt situeert zich op de plaats waar een varkentje gehouden wordt op een stukje grond van ongeveer 4m2, ingesloten door houten latten. We wandelden van dit hoogste punt opnieuw wat naar beneden en ontmoetten twee vrouwen die bij een overdekte ruimte aan een huisje aan het eten waren in de schaduw. Ze droegen een kleurrijke doek. Ik stelde een vraag over het eten, maar Ed gaf in de plaats daarvan uitleg over de klederdracht van de traditionele Marroncultuur. Kindjes zouden volgens de traditie een lendendoek dragen: bij meisjes heet dit een kwej. Vanaf het moment dat het dorp bepaalt dat de jongen of het meisje het kind-zijn is ontgroeid, krijgen ze een soort 'ontgroening', door de toewijzing van een nieuw kledingsstuk. Meisjes die vrouw worden, krijgen een pangi (een doek, die rond het lichaam gewikkeld wordt); jongens die man worden krijgen een kamisa (een soort lendendoek). Het moment dat meisjes een pangi krijgen kan variëren, zo wordt het ontgroeningsmoment uitgesteld bij schoolgaande meisjes. Ed grapte dat hij Emma en mezelf een pangi zou geven als we afstuderen. Bij het krijgen van een kamisa of pangi, krijgen de verse mannen en vrouwen van hun familie een soort 'starterspakket' om zelfstandig te worden, zoals een kookpot en een bed.
Het werd intussen erg warm en mijn hoofd werd oververhit waardoor ik even stopte met noteren, dus vanaf hier schrijf ik even verder over wat ik me herinner over het vervolg van de wandeling:
We wandelden verder tussen de huisjes. De twee mannen die ons begeleidden hadden specifiek extra aandacht voor de oudere mensen die we ontmoetten. Het lijkt dat de oudste personen met extra respect krijgen in het dorp. Zo ontmoetten we de oudste dame in het dorp (92 jaar) en een oude man die zijn leeftijd is vergeten. De oude man kwamen we tegen onder een cashewboom die centraal stond op een open grasstrook van ongeveer 12 meter breed. Ed vertolkte voor ons wat de man vertelde: hij was blij dat we er waren om 'het erosie en waterprobleem eindelijk aan te pakken'. Verder bezochten we ook nog het schooltje, waarnaast de een teelkas gelegen is. In deze kas worden voornamelijk pepers geteeld. Ed vertelde ons dat 'zwarte aarde', wordt aangereikt met kippenmest. De kas zou volgens hem gebouwd zijn om de inwoners aan te leren dat er ook andere mogelijkheden dan het roterende systeem van de kostgrondjes om aan landbouw te doen. Om het systeem van de kostgrondjes in stand te houden zou er immers steeds opnieuw een nieuw deel van de amazonewoud gekapt, gebrand en bewerkt moeten worden, waardoor 'de zuurstof voor het dorp' (lees: de bomen) weggaat.
We eindigden onze tocht opnieuw met Pepe bij de Heilige Kakantree, waar we bij een ander lokaal buurtwinkeltje een verfrissend drankje kopen voor onszelf en Pepe, om ons mentaal en fysiek voor te bereiden op een lange (30min), hete fietstocht terug naar ons huisje in Moengo.